Voortplanting bij cavia's

Bronst en dekken
Een beer ruikt wanneer een zeugje bronstig is en zal dan waggelend en brommend achter haar aanlopen en daarbij vaak ook een sterke geur verspreiden. Is ze niet bronstig, dan loopt het zeugje weg, protesteert met gepiep, werpt haar achterste omhoog of soms spuit ze een straal urine in zijn richting. Enkel wanneer het zeugje bronstig is, zal ze de beer toelaten om haar effectief te dekken. Een geslachtsrijp zeugje wordt elke 16 à 18 dagen bronstig gedurende een periode van ongeveer 24 uur. Sommige zeugjes laten elke beer toe, maar andere zijn kieskeuriger en willen zich door bepaalde beren niet laten dekken. Na de dekking blijft de zogenaamde dekprop achter in de vagina van het zeugje. Deze dekprop verliest het zeugje enkele uren later weer en wordt soms eens teruggevonden in het hok, al betekent dit niet noodzakelijk dat de dekking effectief tot een bevruchting geleid heeft.

De dracht
De dracht bij een cavia duurt ongeveer 10 weken (tussen de 65 en 72 dagen). Om te weten of een zeugje drachtig is, kan je wekelijks haar gewicht controleren. Na 4 tot 5 weken voelt een ervaren fokker vaak al 'knikkertjes' zitten in de baarmoeder. Stilaan begint het drachtige zeugje de typische peervorm te krijgen en wordt ze steeds breder tot ze uiteindelijk op het einde van haar dracht soms de helft van haar oorspronkelijke gewicht is bijgekomen. Naarmate het einde van de dracht nadert, wordt het zeugje dikwijls een stuk rustiger, ze rust veel meer en zondert zich soms af van de groep. Afhankelijk van de zeug kan ze ook agressiever worden naar andere cavia’s. Een drietal weken voor het werpen kun je de kleintjes stilaan voelen bewegen in de buik en op het einde kun je ze meestal heel duidelijk voelen, en als je goed luistert hoor je de jongen zelfs soms knarsetanden. Je kan bij een zeugje ook voelen of ze al ontsluiting heeft. Net onder haar staartbotje voel je twee korte smalle botjes die tegen elkaar liggen. Als het zeugje ontsluiting krijgt, gaan die botjes uit elkaar staan.  De meeste zeugjes werpen binnen de week als ze ontsluiting hebben, al zijn uitzonderingen altijd mogelijk, zowel vroeger als later. De ontsluiting is volledig bij anderhalve à twee vingers ontsluiting.

Het werpen
Vlak voor het werpen, merk je duidelijk aan het zeugje dat ze weeën heeft: ze staat dan met een heel bolle rug, vooral steunend op de achterpootjes en je ziet de buik hard samentrekken. Meestal treden er geen problemen op tijdens het werpen. Als het jong geboren wordt, gaat het zeugje met haar kop tussen haar achterpoten om het jong aan te pakken. Vervolgens trekt ze het vlies open, eet dit op en likt het pasgeboren jong droog. Meestal worden eerst alle jongen geboren en komen daarna alle placenta’s af, die dan door de moeder opgegeten worden. Door het eten van de vliezen en de placenta's komt er een hormoon vrij in het lichaam van het zeugje waardoor de baarmoeder weer gaat inkrimpen en de melktoevoer gestimuleerd wordt.
Als er bij het werpen andere cavia's in de buurt zijn, zowel zeugen als een beer, zal je merken dat die dikwijls helpen bij het schoonlikken van de jongen. Daarom is het aan te raden om geen zwangere zeugjes bij elkaar te plaatsen. Als het ene zeugje werpt en een ander (hoog)zwanger zeugje helpt met drooglikken, zal dit ook bij haar weeën veroorzaken, met een vroeggeboorte tot gevolg. Ook een beer zal meestal helpen als hij nog aanwezig is en zal de jongen geen kwaad doen. Een zeug is echter binnen de 24 uur na de geboorte meestal al opnieuw bronstig en kan dus onmiddellijk gedekt worden door de beer. Te snel na mekaar gedekt worden, komt de conditie en gezondheid van de zeug zeker niet ten goede en het is dus aan te raden om de beer tijdig bij de drachtige zeug weg te halen, bijvoorbeeld vanaf je de jongen voor het eerst voelt bewegen na ongeveer zeven weken dracht.

Heel soms, vooral bij jonge, onervaren zeugjes, kan het zijn dat ze een jong in het vlies laat liggen. Ook kan het zijn dat de jongen zo snel na mekaar komen dat de zeug nog met een vorig jong bezig is en het volgende in het vlies laat liggen. Als er dan geen cavia of mens in de buurt is om het jong uit het vlies te halen, stikt het. Het drooglikken gaat over het algemeen redelijk ruw om de ademhaling en bloedsomloop van het jong goed op gang te laten komen. Een gezond jong gaat luid protesteren en piepen als het pijn doet, wat voor de zeug het signaal is om op die plaats te stoppen en ergens anders verder te doen. Een zwak jong zal echter niet luid genoeg piepen en in haar enthousiasme om het jong droog te likken, kan het zijn dat het jong tot bloedens toe gelikt en gebeten wordt, zonder dat ze daarom kannibalistisch wil zijn.

De jongen
Een zeug heeft per nest gemiddeld een tot vier jongen die elk ongeveer 100 gram wegen. Een zeugje heeft maar twee tepels, al kan ze normaal gezien probleemloos vier jongen zogen. Een fokker hoeft dus niet te helpen bij het grootbrengen van de jongen, als de zeug in goede conditie is. Bij vijf jongen of meer kan het gebeuren dat de jongen bijgevoederd moeten worden als je wilt dat ze het allemaal redden, al lukt ook dit vaak zonder hulp. Hou het gewicht van de jongen bij en als ze niet genoeg groeien, kan je altijd bijvoederen. Te snel bijvoederen is niet aan te raden, aangezien de melkproductie van de zeug afhangt van hoe vaak er gezogen wordt, dus hoe meer jongen er zuigen, hoe meer melk ze zal produceren. Omdat die productie slechts geleidelijk omhoog gaat, is het zeker bij grotere nesten vrij normaal dat het gewicht van de jongen de eerste dagen omlaag gaat in plaats van omhoog. Als na een dag of twee, drie blijkt dat het gewicht nog steeds niet stijgt, kan je overwegen om bij te voederen. Bij te grote nesten is het ook aan te raden om regelmatig de tepels van de zeug te controleren. Teveel zuigen kan zorgen voor pijnlijke tepels, zodat het zeugje de jongen niet meer wil of kan zogen.


Jonge beertjes gaan al snel brommend en wiebelend achter de vrouwelijke nestgenoten en hun moeder aanlopen, al is dit tot een leeftijd van vier weken zonder gevolg. Vanaf 8 tot 10 weken zijn de meeste beertjes vruchtbaar, maar sommige dieren zijn heel vroegrijp, zodat ze best tijdig (vier weken of minimum 250 gram) uit het nest verwijderd worden om ongewenste dracht te voorkomen. De jonge beren kunnen bij een volwassen beer geplaatst worden.
Ook de jonge zeugjes blijven bij de moeder tot ze minimum vier weken oud zijn of 250 gram wegen. Laat je ze langer bij de moeder, dan zal deze op een gegeven moment de dieren niet meer toelaten om te drinken en ze wegjagen. Rond de leeftijd van vier tot zes weken zijn de zeugjes voor het eerst geslachtsrijp, al zijn ze dan nog te jong om mee te fokken. Het zeugje is dan nog volop aan het uitgroeien, wat veel energie vraagt. Een drachtige jonge zeug zal dus een groeiachterstand oplopen, zowel door de dracht als het zogen van de jongen. De meeste fokkers plaatsen een zeugje voor het eerst bij de beer rond vijf maanden ouderdom of een minimumgewicht van 700 gram. Het is ook beter voor het zeugje om haar voor de leeftijd van negen maand voor het eerst te dekken, zodat ze haar eerste nest heeft voor een leeftijd van één jaar. Bij oudere zeugen worden de bekkenbeenderen minder soepel en krijgt het zeugje dus een nest na een leeftijd van een jaar, dan kan het zijn dat het bekken niet wijd genoeg open kan voor de jongen, zodat enkel een keizersnede kan helpen, al loopt dit vaak niet goed af.

Hoe vaak fokken met een zeug?
Een fokker kan het best zelf beoordelen hoe lang en hoe vaak hij met een bepaalde zeug fokt, waarbij hij vooral let op de conditie van het dier: hoe snel recupereert ze na een dracht, zijn er geen problemen bij het werpen, komt ze snel terug op gewicht ... Dit varieert van zeug tot zeug: sommige worden na een nest al voor de fok uitgesloten, andere worden gedekt tot ze drie jaar oud zijn. Om de conditie van de zeug niet te hard aan te tasten, laten de meeste fokkers een zeugje twee keer per jaar werpen. Sommige zeugen komen zo snel terug op gewicht, dat het beter is om ze nog een extra keer te dekken, aangezien een te zware zeug vaak complicaties bij de dracht of het werpen geeft.

Fokken is heel leuk, maar vergeet niet dat voor de nakomelingen ook een goede thuis gezocht moet worden. Voor dieren die niet tijdig weg kunnen, moet je extra huisvesting voorzien, dus het is beter om tijdig op zoek te gaan naar een nieuwe eigenaar voor de uitgeselecteerde dieren.

«  
  »
m d w d v z z
 
 
 
 
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
31