Officiële Vlaamse keurmeesters

Wanneer u uw dieren instuurt op een tentoonstelling, zullen deze gekeurd worden door officieel aangestelde keurmeesters. Van deze dames en heren wordt verwacht dat zij uw dieren op een correcte en uniforme manier keuren en voldoende uitleg op de keurkaart schrijven, zodat u als fokker weet wat de kwaliteiten en tekortkomingen zijn van een bepaald dier.

Opleidingstraject en bevoegdheden
Om ervoor te zorgen dat uw dieren op een correcte manier gekeurd worden, moeten fokkers die keurmeester willen worden een jarenlang traject afleggen. Eerst dient de liefhebber minstens drie jaar met succes dieren tentoongesteld te hebben van de diergroep waarin men examen wenst af te leggen. Ook moet men minstens vijf keer bij minstens twee verschillende keurmeesters geassisteerd hebben tijdens een keuring, zodat men weet hoe het er aan toe gaat tijdens het keuren. Verder wordt ook de theoretische kennis van de kandidaten geëxamineerd. Bij het eerste, mondelinge examen wordt verder ingegaan op algemene kennis zoals oorsprong en domesticatie, anatomie en fysiologie, de belangrijkste ziekten, algemene fokkerij en genetica, een aantal reglementen en de opbouw van onze organisatie. Indien men hiervoor slaagt, wordt men kandidaat-keurmeester.

Hierna moet men nogmaals minstens vijf keer schrijven bij minstens twee verschillende keurmeesters voor men het volgende examen mag afleggen. Bij dit schriftelijke examen wordt meer specifieke kennis verwacht over o.a. haar-   en   veerstructuren,   specifieke   anatomische structuren,  raskenmerken,  de  voornaamste  kleurslagen  en  hun  vererving,  uitsluitingsfouten... zodat men een specialist wordt in zijn of haar diergroep. Eveneens mag men het theorethisch examen afleggen voor twee rassen naar keuze, waarbij gepeild wordt naar de kennis van de standaard, maar ook naar de geschiedenis en de huidige stand van het ras. Indien men voor deze examens slaagt, moet men zich nog op het praktisch examen bewijzen, waar men zelf een aantal dieren moet keuren. Slaagt men hiervoor, dan wordt men benoemd tot C-keurmeester.

Als pas-benoemde C-keurmeester mag men, in het beste geval, twee rassen keuren. Vervolgens kan men elk jaar opnieuw examen afleggen om zijn of haar bevoegdheden uit te breiden. Hiervoor kan men voor maximum vijf rassen (of één groep bij de cavia's) per jaar zowel een theoretisch als praktisch examen afleggen. Wanneer men geslaagd is voor een aantal verplichte rassen van een bepaalde rassengroep, dan is men bevoegd om alle rassen binnen deze groep te keuren. Mag men drie groepen keuren en heeft men minstens tien keuringen gedaan, dan wordt men gepromoveerd tot B-keurmeester. Wanneer men geslaagd is voor alle vereiste rassengroepen, wordt men gepromoveerd tot A-keurmeester, waarna men alle rassen van eenzelfde sectie mag keuren.

Uitrusting
Een keurmeester draagt op de keuring steeds een witte jas. Enerzijds geeft deze jas een zekere vorm van herkenbaarheid (net zoals bv het scheidsrechtersuniform). Anderzijds voorkomt deze jas dat de kledij van de keurmeesters na een keuring bevuild is met uitwerpselen, bodembedekking en haar of veren.
Tijdens de keuring maakt de keurmeester gebruik van zogenaamde keurstokjes. Deze uitrekbare stokjes helpen de keurmeester om de dieren in de kooi in de juiste houding te krijgen (het zogenaamde 'stellen'), zonder dat er met de handen aan het dier gekomen moet worden. Alle bevindingen over het te keuren dier worden vervolgens op de keurkaart genoteerd, hetzij door de keurmeester zelf, hetzij door de schrijver die assisteert.
Een keurmeester moet ook steeds in het bezit zijn van de meest recente lijst van erkende rassen en kleurslagen, evenals de meest recente versies van de standaarden, zodat men deze bij twijfel kan raadplegen.

«  
  »
m d w d v z z
 
 
 
 
1
 
2
 
3
 
4
 
5
 
6
 
7
 
8
 
9
 
10
 
11
 
12
 
13
 
14
 
15
 
16
 
17
 
18
 
19
 
20
 
21
 
22
 
23
 
24
 
25
 
26
 
27
 
28
 
29
 
30
 
31